Na vorig jaar – als voorbereiding op onze Alaska expeditie – al een poging gedaan te hebben is het in april 2011 dan toch gelukt: de Droites noordwand.
Inmiddels ben ik nu een week terug van mijn laatste trainingsweekend in de Alpen voordat ik met Wouter naar Alaska vertrek voor onze poging om de Denali te beklimmen via de Cassin graat.
Enkele weken geleden was de jaarlijkse contactdag van de CEAT in Zoetermeer. Daar sprak ik o.a. met Sam van Brempt, een enthousiast alpinist uit Belgie en deelnemer van het mooie MountCoach project. Ik wist dat hij samen met Joris van Reeth hetzelfde doel als wij voor ogen heeft in Alaska. We spraken af dat als de kans zich zou voordoen, we wel eens samen konden gaan klimmen. Die kans liet niet lang op zich wachten, en zo vertrokken Sam en ik een dikke week geleden naar Chamonix. Wordt dit de eerste internationale klimsamenwerking van de CEAT?
Woensdagavond reed ik naar Antwerpen om Sam op te halen en de volgende ochtend liepen we door Chamonix voor wat laatste inkopen en het weerbericht. Dat zag er goed uit! We werden er op geattendeerd dat de Nant Blanc wand op de Aiguille Verte er mogelijk goed bij lag. Twee paar ogen begonnen te fonkelen.
Om twee uur ‘s nachts probeerden we wat te eten en te drinken alvorens we de afdaling richting de wand zouden maken. Overnachten kon prima in het kabelbaanstation van de Grand Montets, slaapzakken, matjes, brander en overige “overbodigheden” konden ‘s ochtends met het eerste liftje mee naar beneden. Dat konden we later wel weer ophalen. We klommen zeer licht, ieder 2 liter water, 8 snacks, 1 bivakzak en 1 hoofdlampje in de rugzak, 1 paar ski’s voor de afdaling aan de buitenkant. Het mag duidelijk zijn dat we de wand in 1 dag wilden beklimmen. Onze route zou de British Route (Cohen/Collister, 1000m V 5 ED1) worden.
Al snel werd duidelijk dat de sneeuwomstandigheden net zo beroerd waren als dat ze de hele winter al waren geweest. De sneeuw had geen draagkracht en viel vaak onder je voeten uit elkaar. Hierdoor weken we vaak uit naar het ijs, dat keihard waterijs bleek te zijn. Het begin van de British Route lag nagenoeg droog, dus daar kozen we voor de klassieke Charlet/Platonov waarna we schuin rechts naar boven aanhielden. We klommen gelijktijdig, dus het schoot lekker op. Ook het dunne ijs op de stijle platen bovenaan de pijler van de British Route gingen nog simultaan.
Vanaf hier hebben we de route uitgezekerd waardoor het tempo omlaag ging. De sneeuw bleek steeds vaker een spelbreker en het harde ijs zorgde voor schreeuwende kuiten. Stijl ijs werd gevolgd door mooi mixed klimmen. Hier vond ik het eerste horizontale stukje in deze stijle wand, en ik maakte hier dankbaar gebruik van door Sam zittend na te zekeren.
Eenmaal aan het begin gekomen van de “echte” moeilijkheden, een aantal zeer stijle mixed lengtes in de topwand, kregen we in de gaten dat een beklimming hiervan in 1 dag waarschijnlijk niet zou gaan lukken. Het vooruitzicht om in die lengtes door het donker te worden overvallen, deed ons besluiten om verder naar links te traverseren en daar via iets gemakkelijker (4+) terrein naar de topgraat te klimmen. Daar konden we dan eenvoudiger een bivak inrichten.
Op dat moment was de lucht helemaal betrokken, ons wereldje bestond nog slechts uit een cirkel van 20 meter om ons heen. Helaas bleek het allemaal nog niet zo eenvoudig als gehoopt, de continue inzakkende sneeuw dwong ons zeer voorzichtig te klimmen. Uiteindelijk vond Sam een paar lengtes onder de topgraat een plekje dat misschien wel een bivakplekje zou kunnen worden. Na driftig gehak in het harde ijs hadden we een plateautje dat net groot genoeg was om naast elkaar te kunnen zitten. Met ski’s bouwden we een constructie die we opvulden met sneeuw, een bankje met een geweldig uitzicht was het resultaat. Een korte inventarisatie van het resterende eten leverde voor elk van ons nog 2 powergelletjes op en een slokje ijswater. De gelletjes werden bewaard voor de volgende dag. Bij temperaturen van -15 graden bleek het een koude nacht in onze bivakzak.
Het voordeel van het gebrek aan eten is dat je ‘s ochtends snel kunt gaan klimmen, je hoeft geen tijd te besteden aan het ontbijt. Vanaf de bank kon ik Sam zekeren, een luxe positie in een wand die een gebrek heeft aan horizontale plaatsen.
Aan het begin van de middag bereikten we eindelijk de topgraat, we klommen de zon tegemoet. Het ging naar links over de graat naar de top van de Aiguille Verte, de beloning was groot. Het uitzicht van deze fantastische top is overweldigend. De Grandes Jorasses, de Grand Charmoz en de Mont Blanc, ze lijken allemaal binnen handbereik.
De afdaling ging via het Whymper Couloir. Ik heb geprobeerd het aantal abseils te tellen, maar na 10 raakte ik de tel kwijt. Ik schat het aantal op 17. Daarna de ski’s onder de D-schoenen (en weer op de schouder en weer onder de schoenen…) voor de afdaling naar Montenvers. De klim naar Montenvers bleek officieel gesloten te zijn, er lag een heel dik pak sneeuw op het pad. Natuurlijk hield dat ons niet tegen, maar wederom ging het tempo omlaag. Rond middernacht bereikten we, volledig uitgeput, het station en we vielen op een bankje in slaap.
Op zaterdag 26 maart heb ik samen met Wouter van Dijk de noordwand van de Droites beklommen via de Ginat. Hiermee is een lang gekoesterde wens in vervulling gegaan.
Jefta ontmoet ik bij hem thuis in Utrecht. We hebben nog geen besluit genomen waar we naar toe gaan, we hebben wel genoeg ideeen. Onder het genot van een bakje koffie bespreken we, met de weersvoorspellingen in de hand, onze mogelijkheden. Omdat het goede weer in Chamonix een dag eerder aanbreekt dan in de rest van de Alpen, en omdat we het daar allebij het beste kennen, kiezen we voor het Mont Blanc gebied. Onderweg zullen onze plannen wel verder vorm krijgen.
We komen vroeg aan in Chamonix en dat geeft mij de tijd om nieuwe schoenen te kopen, Jefta bekijkt ondertussen het laatste weerbericht voor de komende dagen. Het ziet er goed uit, een aantal dagen goed weer.
Bij het kabelbaanstation van de Grandes Montets stapt Jefta uit om alvast kaartjes te halen, ik rij een stukje door om de auto te parkeren. Als ik me omgekleed heb is er nog geen spoor van Jefta te bekennen en ik loop naar het kabelbaanstation. Ik speur de rij af, maar hij is daar niet meer. Terug bij de auto nog geen Jefta, dus ik ga hem maar zoeken. Na een half uur heen en weer lopen vinden we elkaar eindelijk. Later zouden we elkaar nog een keer kwijt raken.
Op de gletscher
We hebben besloten om lopend naar de voet van de Droites te gaan en daar in een tent te overnachten. De tent zullen we daar laten staan en na de tocht op ski’s weer ophalen.
We zijn er ruim op tijd om een mooi plateau voor de tent te maken en al snel liggen we in de tent om ons tegoed te doen aan eten en veel drinken. Ook het drinken voor de volgende dag wordt klaargemaakt en verdwijnt in de Platypus. Om 7 uur is het al donker en een uur later liggen we als twee sneeuwklokjes heerlijk te slapen.
De klim
Als de wekker gaat doen we ons nog flink tegoed aan drinken. Dit zou voorlopig het laatste drinken blijken te zijn. De Platypus was achteraf niet zo’n goed idee, al ons drinken zou bevriezen.
We hangen onze rugzakken om en gaan op pad. Om half begint begint Jefta met het klimmen over de randspleet. Deze is niet echt moeilijk, maar er zitten wel een paar leuke balanspasjes in. Jefta klimt nog een tiental meters door tot onder de eerste stijle lengte. Omdat ik alle schroeven al aan mijn gordel heb hangen klim ik gelijk door.Vijf stijle lengtes volgen zo in totaal, de op een na laatste is de stijlste met een stukje van 85°. Net op dat stukje, 2 meter boven zijn laatste schroef, schiet ineens het linker stijgijzer van Jefta’s schoen. Het bandje voorkomt nog net dat het ijzer in de diepte verdwijnt en we de tocht moeten afbreken. Snel plaatst Jefta een ijsschroef en ik blok hem hierop. Dit geeft hem de bewegingsvrijheid die nodig is om het stijgijzer weer onder zijn schoen te bevestigen. Hopen dat hij nu wel blijft zitten.
Na de laatste stijle lengte staan we aan het begin van een 600 meter lang sneeuwcouloir. In het begin zo’n 50° stijl, maar wordt geleidelijk aan steeds stijler tot ongeveer 65°. Hier gingen de touwen in de rugzakken, soleren gaat immers vele malen sneller dan zekeren. Omdat het couloir een lange bocht naar rechts vormt, zie je nooit het einde. Na iedere uitstekende rots verschijnt er weer een stuk couloir.
Uiteindelijk komt er toch een einde aan het couloir en volgen de uitklimlengtes. Als ik het me goed herinner zijn dit er nog vier, door mooi gecombineerd terrein. Omdat bij mij het licht al redelijk uitging, mocht Jefta die lengtes voorklimmen. Hier en daar toch aardig tricky, en soms lastig af te zekeren. De laatste meters naar de topgraat ging ik weer voorop, maar verspilde hier veel tijd. De graat bleek erg hard ijs te zijn en ik wilde hier te zeker klimmen, waardoor mijn tempo flink achteruit ging. Ook bij het nazekeren van Jefta bleef het touw een paar keer hangen achter uitstekende stukken ijs waardoor we nog meer tijd verloren. Uiteindelijk stonden we precies om 19 uur op de top en begonnen direct met de afdaling.
De eerste abseil was makkelijk te vinden en de 6 abseils deden we in het donker onder het genot van onze hoofdlampjes. Daarna gingen de touwen weer in de rugzakken om de grote sneeuwflank af te klimmen. Het bleek nog zo stijl dat we achterwaards afdaalden. Af en toe probeerde ik het wel om met mijn gezicht naar het dal af te dalen, maar bij bijna elke stap zakte ik door de korst op de sneeuw en raakte daardoor steeds uit balans. Energievretend.
Jefta daalde wat sneller af dan ik, maar ik keek regelmatig om om te kijken waar hij was. Op een gegeven moment zag ik hem links onder me, we seinden met onze lampen naar elkaar. Ik klom ook naar links, daalde een wat stijler stuk af, maar zag Jefta daar niet. Ik liep verder, keek goed om me heen, maar zag hem nergens, nergens een schijnsel van zijn hoofdlamp, geen geluid, niets. Ik daalde verder af, maar zag ook nergens meer sporen. Ik riep Jefta, geen antwoord. Niets dan duisternis en stilte.
Om kwart voor 1 ’s nachts ben ik gestopt en overdacht mijn volgende akties. Is er wat met Jefta gebeurd? Of zijn we gewoon zover uit elkaar geraakt dat we elkaar niet meer horen? Dat laatste kon ik me nauwelijks voorstellen, dan wacht je toch op elkaar? Dan moet er dus wat gebeurd zijn. Een half uur zit ik te dubben en besluit dan een helicopter te bellen om Jefta te laten zoeken. Ik zou het mezelf nooit vergeven als hij de hele nacht in een spleet ligt en ik heb niks gedaan om te helpen. SHIT! Accu leeg. Nee! Ok, geen heli dus. Ik besluit dan maar om een sneeuwhol te graven en ’s ochtends verder af te dalen als het weer licht is.
De volgende dag
Langzaam wordt het weer licht. Er ontvouwt zich een prachtig schouwspel, het morgenlicht straalt over de Mont Blanc, het laatste stuk van de Walker pijler ontvangt zijn eigen beetje zonlicht. Ik kijk om me heen en zie zo’n 50 meter onder me skisporen. Ik pak mijn spullen in en volg dat spoor. In de verte zie ik de Couvercle hut liggen. Zou Jefta daar zijn? En als hij daar niet is, wat dan? Naar Chamonix afdalen? Of terug naar boven om te zoeken? Hmmm, eerst maar afdalen.
Als ik anderhalf uur lang heb afgedaald, zie ik opeens van achter een rotsblok het stralende gezicht van Jefta verschijnen. We omhelzen elkaar en onder het genot van ons eerste drinken in 36 uur vertellen we elkaar van onze zorgen. We hebben alletwee een vergelijkbare nacht gehad. Uiteindelijk bleek dat Jefta nog een keer naar mij had geseind, hij was weer naar rechts getraverseerd en daar een groot spoor gevonden. Ik heb dat seinen echter nooit gezien en ben daardoor de verkeerde op gegaan. Omdat Jefta dacht dat ik teruggeseind had, is hij doorgegaan met afdalen. Zo’n groot spoor was immers makkelijk te volgen. Maar ja, dan moet je dat spoor wel vinden…
Terug in de bewoonde wereld
Terug in Chamonix besluiten we er een nachtje over te slapen en de volgende dag de tent op te halen. We doen ons eerst flink tegoed aan eten en vooral aan drinken. ’s Avonds trakteren we onszelf op een Poco Loco Special met bier en even later bestel ik nog een broodje.
De volgende dag nemen we de kabelbaan omhoog naar de Grandes Montets, deze keer met ski’s. Er volgt een mooie afdaling en snel vellen we naar de tent. Het weer is inmiddels flink aan het veranderen en af en toe hebben we maar een paar meter zicht. Het klimmen voor deze week is voorbij.
2.00 Uur. Een kraakheldere sterrenhemel, we gaan! Gisterochtend om 2 uur sneeuwde het, toen weer naar bed. Elk uur daarna stonden we op om het weer te bekijken, tot 6 uur. Toen doken we definitief terug onder de dekens. Maar nu is het goed.
Na het altijd lastige ontbijt midden in de nacht stonden we om 2.45 uur buiten. De morene afdalen naar de eerste gletscher was lastig in het donker. Een grote modderdijk met allemaal dikke keien die hun eigen leven leken te leiden. Voorzichtigheid geboden dus. De met puin bedekte gletscher waren we snel over en vandaar ging het richting de eerste ijsval.
Langs sneeuwballen van 1 of 2 meter doorsnede ging het linksaf richting de Stokji. De Stokji staat op de kaart als een rotseilandje, maar het blijkt toch een echt bergje te zijn. De sneeuwcondities waren aardig en we klommen vlot door het couloir naar de “notch”, het dipje in de graat waar we doorheen konden naar de andere kant. Hierna een luchtig pasje naar rechts en een slingerpaadje leidde ons naar beneden de gletscher op. Links een waterval, rechts stijl omhoog… omhoog dus.
Boven was de gletscher vlak en we liepen eenvoudig om de Stokji heen, Daar duikt de gletscher omlaag en is er dus een spletenzone ontstaan. Hier bonden we ons in en was het goed zoeken naar de kortste weg tussen de spleten door. Een keer gleed ik uit toen ik op een vrijstaande serac sprong – een resultaat van versleten en botte stijgijzers – maar ik redde me door mijn bijlen in het ijs te slaan en me weer op de serac te hijsen.
Zoveel mogelijk hoogte bewarend staken we over richting de volgende ijsval. Aan de rechterkant zagen we mogelijkheden en via sneeuwbruggen vonden we onze weg omhoog. Hierna kon het touw weer in de rugzak voor het laatste vlakke deel over de gletscher. Dit bekken is een van de meest afgelegen plaatsen in de Alpen. Nergens een spoor van mensen te bekennen.
De NW-wand ligt nu recht voor ons. Van onderaf is het niet te zien hoe de wand er aan toe is, we zullen steeds de beste route moeten bepalen als we hoger komen. Het begint gelijk behoorlijk stijl, zo’n 60º. Het onderste wanddeel is ongeveer 300 meter hoog en wordt steeds stijler. We buigen iets naar links af om blank ijs te omzeilen. Hierna volgt het vlakkere middelste deel van de wand. De sneeuw wordt gelijk wat dieper en het tempo gaat iets omlaag. Als ik begin aan het laatste stijle deel blijkt de sneeuw bijna heupdiep te zijn. De sneeuw lijkt nog het meest op losse piepschuimballetjes. Niet echt leuk om op te klimmen, zeker niet als je voet bij de volgende stap dieper wegzakt dan je achterste voet. Omhoog kruipen bleek nog het beste te werken. Gelukkig hielden deze condities maar een meter of 20 aan, daarna ging het weer beter.
Opeens een whoesh! Verschrikt kijken we elkaar aan. Deed jij dat? Door de sneeuwval van de afgelopen dagen zijn we bang voor een lawine, maar er gebeurt niks. Ik wil verder klimmen en til mijn voet op. Onder mijn voet zie ik een donker gat, snel klim ik verder.
We komen bij een graat uit die links naar omhoog loopt. Eerst nog sneeuw, maar steeds vaker prikken de rotsen door de sneeuw heen. Tot het gewoon gecombineerd terrein is geworden. Om de 20 meter staan op de rotsen grote beugels als standplaatsen, tekenen van mensen. Ik klim voorop aan het touw en klim van beugel naar beugel. Het touw clip ik steeds in en als het touw uit is klimmen we gelijktijdig verder tot aan de topgraat waar ik stand maar en John omhoog zeker.
Het is inmiddels zo koud geworden door de harde wind dat ik mijn donsjack onder mijn goretex heb aangetrokken. En dat in augustus! De topgraat blijkt flink verijst en er zijn cornisches. John klimt over de graat en stopt vlak voor de top. De top heeft ook cornisches en we vinden het niet vertrouwd om de top te betreden. Ik kom na en maak wat foto’s.
We seilen ab over de graat naar het bovenste sneeuwveld dat nu al een poos in de zon ligt. We vertrouwen de sneeuw nu nog minder en zoeken naar een alternatieve afdaalroute. We volgen een graatje verder omlaag en bekijken de mogelijkheid om hiervandaan af te dalen. Geen succes, terug omhoog. Dan maar zo dicht mogelijk langs de rotsen afklimmen. Op deze manier hebben we zo min mogelijk sneeuw boven ons. Op de plek van de whoesh is inmiddels een scheur van 10 meter lang in de sneeuw ontstaan. We klimmen hier ruim omheen.
Uiteindelijk staan we weer op de gletscher, opgelucht. We bekijken ons spoor van vanmorgen en zien dat er een serac overheen is gevallen. Weer kiezen we voor een andere route. Helaas lopen we vast in de ijsval en zijn gedwongen weer omhoog te klimmen, naar ons oude spoor. John plaatst een ijsschroef en we abseilen het stijlste gedeelte van de ijsval. Daar weer hoog traverseren over de gletscher. Links van ons storten seracs in maar gelukkig lopen we ruim buiten hun bereik.
Het is inmiddels donker geworden en we zijn moe. We vinden onze weg terug door de spletenzone en bereiken de Stokji. We volgen het geitenpaadje van vanmorgen, maar na 10 minuten dringt tot ons door dat we de notch al bereikt hadden moeten hebben. Zo lang was dat paadje niet. Helaas hebben de geiten meerdere paadjes gemaakt die in het schijnsel van de hoofdlampjes nog niet zo makkelijk te volgen zijn. We beginnen te dwalen en hopen snel de doorgang te vinden. In het donker bleek het echter onmogelijk te zijn, uren dwalen we rond. We worden steeds moeier, we waggelen en de afgronden worden dieper. Om 01.30 uur besluiten we tot een bivak, zonder eten, drinken en slaapzak. De anderhalve liter water is allang op, net als de snacks die we mee hadden.
Als het weer licht wordt zien we 20 meter bij ons vandaan de notch. Snel klimmen we door de zachte sneeuw naar beneden. De gletscher over en die ellendige morene weer op. Twintig minuten later zitten we uitgeput aan de chocomel met apfelstrudel.
Note:
De NW-wand van de Dent d’Herens staat in de gids gewaardeerd als AD/AD+, 6 tot 9 uur voor 1000 meter hoge wand. De aanloop naar de wand bedraagt ongeveer 3 uur. Door de afsmeltende gletschers is de route nu een stukje harder.
Op de foto hieronder zie je links de noordwand van de Dent d’Herens. Het rotseiland rechts is de Stokji. De NW-wand is te bereiken via het bekken in het midden van de foto.
Gisteravond aangekomen in Chamonix. Wat is dan het eerste dat je de volgende dag gaat doen? Juist, aclimatiseren. En wel zo snel mogelijk! Met Tracy besprak ik onze mogelijkheden. Het makkelijkste is natuurlijk een middagje op de Vallee Blanche rondstappen, maar als je daar toch bent…
Vanuit het ijstunneltje sta je in een paar minuten op de Vallee Blanche en nog een paar minuten later onderaan de zuidwand van de Aiguille du Midi. We gaan vandaag de Rébuffat-route klimmen, een hele mooie klassieke lijn. Op de zuidwand veruit de meest geklommen route. En terecht zoals zou blijken.
Omdat ik meestal de eerste touwlengte de moeilijkste vind (is iets psychisch) begin ik altijd graag met voorklimmen. Hebben we dat maar alvast gehad. We kiezen voor de instap via de Contamine, iets rechts van de Rébuffat. Dit is een V-de graads lengte die onder het dak door gaat. Links nog onder het dak maak ik stand aan mooie geboorde haken. Later bleek dat niet zo handig te zijn, net links om het dak zit nog een standplaats van waaruit je veel beter kunt doorklimmen. Tracy klimt de S-vormige spleet soepel voor. Hij klaagt later wel dat hij de spleet wat erg smal vond. Nadat ik deze lengte heb nageklommen sta ik duizelig op de standplaats. Hmmm, toch wel hard werken zo op de eerste dag. Vandaag mag Tracy verder voorklimmen. Weinig zin om naar beneden te tollen.
De route bleek echt zo mooi als beloofd. Na de grote platen waar o.a. de S-vormige spleet ook zit, volgen nog vele spleten en schoorstenen. Precies om 15.00 uur laten we ons op het platform op de Aiguille du Midi zakken. Een minuut later begint het te sneeuwen. Perfecte timing!